tag:blogger.com,1999:blog-65321457023121200832024-03-07T22:15:13.237-08:00Irma's ColumnsIrmahttp://www.blogger.com/profile/05970133375425723969noreply@blogger.comBlogger5125tag:blogger.com,1999:blog-6532145702312120083.post-85829613341073702942010-08-19T09:14:00.000-07:002010-08-19T09:14:48.187-07:00AngstAngst dient ervoor om je voorzichtig te maken. Als je de geur van brand opsnuift ga je rennen. Als het begint te bliksemen ga je schuilen. Zonder de angst van onze voorouders zaten we hier nu niet. Maar wij hebben denk ik met meer angsten te kampen dan zij. Wij zijn vooral heel erg bang geworden voor elkáár. <br />
<a name='more'></a><br />
<br />
<br />
Veel mensen durven helemaal niet meer open te doen als er ’s avonds iemand aanbelt. Laat staan dat ze zelf de straat opgaan. Gelukkig heb ik daar niet zoveel last van. Ik neem zelfs graag een lifter mee, maar helaas…tegenwoordig durft haast niemand meer te liften.<br />
<br />
Tot voor kort dacht ik zelfs dat ik vrijwel nergens meer bang voor was. Zelfs niet meer voor spinnen. Sinds ik in een romantisch huis woon dat overdekt is met klimop, heb ik min of meer met ze leren leven. Hooiwagens, kruisspinnen, het is hier dagelijkse kost. Elke ochtend doe ik de ronde en noteer waar ze hangen. Zodat mijn man ze weg kan halen. Maar zelfs als hij een weekje van huis is, zoals nu, zelfs dán durf ik hier nog wel in de kamer te zitten. Op mijn hoede, dat wel, maar toch. <br />
<br />
Bovendien heb ik afleiding: muizen.Gister was er weer eentje die piepend door de kamer rende met onze kat erachteraan - en ik ben dan zo, ik kan dat niet aanzien. Dus ik weer achter die kat aan, met een bezem. Om die muis de kans te geven zich in veiligheid te brengen.<br />
<br />
Maar opeens ga ik vol in de remmen. Daar in de hoek, op de muur, zit niet zomaar een spin, maar een enorme harige joekel, met een doorsnee van vijf centimeter. <br />
<br />
Ik wist natuurlijk dat deze dag ooit zou komen, in een huis als dit. Maar dat het net nu moet zijn, nu ik helemaal alleen ben. En het al bijna middernacht is. Naar bed gaan is nu uitgesloten. Ik mag hem niet uit het oog verliezen. Wie weet waar hij dan heenrent. Ze kunnen ook nog eens hard lopen, die krengen. Heel wat anders dan dat slaapdronken gewaggel van zo’n hooiwagen.<br />
<br />
Zonder mijn blik af te wenden, sluip ik naar de telefoon. Al durf ik eigenlijk niemand te bellen. Ze zien me aankomen, zeg. Maar dan toch. Mijn vriendin Linda. Die woont niet zo heel ver weg, wie weet is ze nog op en nou ja…<br />
<br />
“Ik kom eraan”, zegt Linda eenvoudig. “Heb je een stuk karton en een schaaltje of een vaas, liefst van glas?” Ik weet wat ze bedoelt. Haastig scharrel ik het bij elkaar. Doe de achterdeur van het slot. Ga dan weer op wacht zitten. Na iets van twintig eindeloze minuten hoor ik een auto de oprit op komen. De achterdeur gaat open. “Niemand de deur uit! Hier is het traumateam!” klinkt Linda’s stem vrolijk. Even later stapt ze de kamer in. “Nou, waar is-ie?”<br />
<br />
Op dat moment flitst er iets luid piepend langs haar heen. Ze maakt een luchtsprong en staat in een oogwenk bovenop een stoel. “Onéé hè, onéé hè, onéé hè, onéé! Dat is toch geen muis! Zeg dat het niet zo is! Als ik érgens bang voor ben…!”Irmahttp://www.blogger.com/profile/05970133375425723969noreply@blogger.com0tag:blogger.com,1999:blog-6532145702312120083.post-34014604413535850102010-08-17T02:13:00.000-07:002010-08-17T02:27:01.498-07:00Virtueel avontuurDe Mount Everest, de maan en Second Life. Drie plaatsen waarvan ik altijd zeker wist dat ik er nooit zou komen. De ver van mijn bed-show, alledrie. Wat SL betreft: ik gebruik de computer alleen voor het werk. En dat is van zichzelf al leuk genoeg, dus ik hoef daarnaast geen virtueel amusement. Maar dan wordt me zomaar gevraagd om iemand te interviewen op SL. Guusje Ganzeveer heette ze. Gekker kon het toch niet worden! <br />
<a name='more'></a>Maar die mevrouw kon me toch zeker wel ‘gewoon’ vertellen wat ze in dat sprookjesland beleefde. Dat had ik gedacht. Guusje wilde dat wel proberen, maar al vrij snel begreep ik er helemaal niks meer van. Oké, praten gaat er via een chatvenstertje en daar kon ik me dan nog wel iets bij voorstellen. Maar samen eten, samen naar de film of, samen op de bank in je virtuele huiskamer een dvd’tje kijken, samen dansen, samen vrijen - jawel, zelfs dát - als ik nu al niet snapte hoe dat in zijn werk ging, hoe kon ik er dan ooit een verhaal over schrijven? Dus er zat maar één ding op: een duik in de virtuele wereld.<br />
<br />
<br />
Om te beginnen moest ik een poppetje aanmaken, een alter ego, om daarmee rond te kunnen banjeren op SL. Je kunt het uiterlijk zelf bepalen. Ik koos voor een zwarte man en noemde hem Mozes. Guusje vond die keus niet zo verstandig. Je kon maar het best een beetje dichtbij jezelf blijven, zei ze, want als je dan met mensen in contact kwam, hoefde je niet de hele tijd een rol te spelen. Dat werkte het beste op de lange duur, zei ze. Ze had daar natuurlijk wel een punt, maar ik was toch niet van plan om lang op SL te blijven en het leek me doodeng om als mezelf daar rond te dwalen.<br />
<br />
Dus Mozes ging op weg om Guusje te ontmoeten in haar eigen omgeving. Ze had me alvast wat SL-dollars gestuurd als welkomstcadeautje. Ik kwam op een eiland terecht waar nog meer nieuwelingen rondstapten, of dat althans probeerden te doen, want het is nog een hele kunst om je poppetje te besturen. Mozes kon wel vliegen of rennen, maar meer subtiele bewegingen beheerste hij nog niet en ik moest hem telkens weer uit zee vissen. Als Guusje me niet was komen ophalen, zou ik dat eiland nooit zijn afgekomen. Maar dankzij haar kon ik gewoon verdwijnselen - ja ik ken mijn Harry Potter - en belandde in haar fraaie bungalow op de bank bij haar open haard. Guusje zelf zag er ravissant uit, met prachtige lokken en fantastische kleren. In real life zag ze er wat alledaagser uit, vertrouwde ze me toe, maar dat was nu juist het leuke van dit spel. Ze had ook grappige huisdieren, een poes en een paar eenden en ze had een vier seizoenen-tuin. Maar als ze er niet was liep ik wezenloos rond te dwalen tussen zowel ongenaakbare als futuristische bouwsels. Guusjes buren bijvoorbeeld hadden een grauwe steenklomp van een kasteel. Er was nooit iemand thuis. In de tuin een prieeltje, een paar schommels en een brandend houtvuur. Geen levend wezen te bekennen, behalve een konijntje. Nog geprobeerd of je daarmee kon chatten, maar nee. Het is dat Guusje me een keer meenam naar de winkel waar ze werkte, een soort plaza was dat, met gigantische reclameborden. Daar zag ik een hoop mensen rondlopen. Maar Mozes was nog zo onhandig met chatten en bewegen dat contacten op niets uitliepen. En ik had geen idee waar ik was en hoe ik er weer weg kon komen.<br />
<br />
Mijn kleinkinderen, niet anders gewend dan dat ik alleen maar lettertjes op mijn scherm heb, zagen me bezig en waren meteen geïnteresseerd. “Goh, wat voor spel is dat, oma?” De oudste torpedeerde het meteen: “Ach, dat is zoiets als Habbo Hotel, dat kan ze toch niet.” En de jongste, bezorgd: “Maar dat kost veel geld, hoor oma.” Ook mijn vriendin, toen ze me voor de derde achtereenvolgende keer bezig zag met mijn houterige Mozes, die overal tegenop botste, reageerde bezorgd. “Zie je wel, je bent al verslaafd!”<br />
Zover is het nooit gekomen. Want toen mijn pc voor de vierde keer vastliep, heb ik het opgegeven. Het interview liep verder door in real life. En Mozes? Die zweeft nu ontzield door sprookjesland. Met tien ongebruikte dollars in zijn zak. Arme drommel.Irmahttp://www.blogger.com/profile/05970133375425723969noreply@blogger.com0tag:blogger.com,1999:blog-6532145702312120083.post-18973642334061391932010-08-17T02:09:00.000-07:002010-08-17T02:27:26.936-07:00DubbellevenEen dubbelleven. Praat me er niet van. Lollig is het allerminst. Je kiest er niet echt voor; het overkomt je juist als je geen keuzes kunt maken. Mij overkwam het nadat ik twaalf jaar lief en leed had gedeeld met een man die ontdekte dat hij een vrouw was. Daar kies je ook niet voor, het ik begrepen, dat overkomt je ook. We hielden heel veel van elkaar en hadden samen oud willen worden, maar deze tsunami overspoelde alles wat ons lief was en liet mij als een stuk wrakhout achter. <br />
<a name='more'></a><br />
<br />
Genoeg hierover, het dient om aan te geven dat ik op dat moment in mijn leven niet helemaal mezelf was. Ik woog niks meer. Ja, aan kilo’s nog wel helaas, maar als persoon was ik zo licht als een veertje. <br />
Geen anker, geen thuis meer. Niemand die me nodig had. Mijn kinderen stonden op punt van uitvliegen en ik had een vrij beroep. Het nieuwe appartement waar ik in terechtkwam was eerder een blok aan mijn been dan dat ik me er thuisvoelde. Ik had echt helemaal niets met die plek.<br />
<br />
Het was toen dat ik begon te hoppen. Dan hier, dan daar. Bleef dagenlang bij vrienden logeren, ontmoette nieuwe mensen. Een tijdlang verhuurde ik mijn huis en werkte in het buitenland. Ja, moeders ging als een trein. Je krijgt moeders er niet onder, al doe je nog zo je best. Vijfenveertig en nog een heel leven voor me. Mijn Tilburgse ex zei altijd voor de grap: <em>Als ge oe eige nie kietelt,’ n aander doeget niet, zee ons taante Mien altijd.</em> Nou, hij had die raad opgevolgd, kun je wel zeggen. Nu ik nog. Maar van binnen was ik nog steeds kapot. Toch maar de feestneus opgezet en mezelf bewijzen dat ik nog steeds vrouw was. Als je ex zich laat ombouwen, haalt dat namelijk veel overhoop.<br />
<br />
Zo kon het dan gebeuren dat ik toch weer hartstochtelijk verliefd werd, maar jammer genoeg op twee mannen tegelijk. De ene woonde in Amsterdam. Ik had hem ontmoet op een van mijn kroegentochten. De ander woonde in New York. Ik had hem ontmoet in de korte tijd dat ik daar werkte. <br />
<br />
Daar zat ik dan in mijn nieuwbouwwoninkje in de provincie, torn between two lovers, feeling like a fool, zoals weet ik wie zo aardig zingt. De ene lover in Amsterdam, de ander in New York. Niet te filmen, zeg. Wat een horrorscenario! <br />
<br />
Soms piepte ik er even tussenuit naar Amerika. Thuis zei ik dat ik op reportage ging naar een geitenboerderij in Drenthe, om meer te weten te komen over een zeer succesvolle geitenmelktherapie tegen acné. Iedereen wist dat ik voor gezondheidsbladen schreef, dus dat geloofden ze meteen. En die vriend uit Amsterdam wilde daar helemaal niks mee te maken hebben, met dat geitensokkengedoe. Maar ja, wat doe je dan als je vliegtuig acht uur vertraging heeft? Peentjes heb ik gezweet, daar op Schiphol. Ik moest over drie dagen weer thuis zijn. Hoe zou ik dat redden?<br />
<br />
Maar ik redde het steeds. Treinen, vliegtuigen en weer treinen – om dan helemaal sufgereisd met een een giga-jetlag uit te stappen op dat suffe NS-stationnetje van ons, naar de C-1000 te sjokken en wat eten te scoren, want straks kwam mijn zoon eten. Die nergens van wist.<br />
<br />
En dan dat vreselijke schuldgevoel. Je voelt je altijd tekortschieten tegenover iedereen. Als ik niet zo vreselijk de weg kwijt was geraakt, was ik toch zeker nooit in deze situatie beland! Maar nu, zoals het nu lag, wilde ik ze geen van beiden kwijt. <br />
<br />
Wat de man in New York betreft, het lukte ons om onze relatie te veranderen in een vriendschap. Dat is wat ik per se wilde en hij ging daarin mee. Een paar jaar later werd hij ziek en ik reisde zo vaak als ik kon naar hem toe. Hij stierf in 2001. Zijn foto staat hier in de kamer met een kaarsje ervoor. Kinderen en kleinkinderen kennen zijn naam. Ik houd niks meer geheim, al jaren niet. Ook niet voor die andere vriend. Met hem ga ik binnenkort samenwonen. We hebben daar vijftien jaar over gedaan, maar de kogel is nu toch door de kerk. Niks geen dubbelleven meer. Maar zeg niet dat het jou nooit kan overkomen…Irmahttp://www.blogger.com/profile/05970133375425723969noreply@blogger.com0tag:blogger.com,1999:blog-6532145702312120083.post-21879249129637272392010-08-17T02:00:00.000-07:002010-08-17T02:28:23.180-07:00FamilieVorige week kreeg ik opeens een mailtje van een neef die ik ooit één keertje heb gezien, vijftig jaar geleden. Of ik hem nog kende. Natuurlijk! Althans van naam. Ik ken de hele familie van naam. De levenden en de doden. Van vaders- en van moederskant. <br />
<a name='more'></a>Aangezien ik zelf al zestig ben, is de generatie van mijn ouders nagenoeg uitgestorven en hoor ik inmiddels, met mijn neven en nichten, tot de oude garde. De meesten van ons hebben kinderen en kleinkinderen, dus familieleden genoeg, zou je zeggen. Mis poes. Tot voor kort had ik met niemand contact. Noch met de familie van mijn vader, noch met die van mijn moeder. De meeste familieleden wilden met mijn vader helemaal niets meer te maken hebben. <br />
<br />
Hij was te grillig. De ene keer was je welkom, de andere keer stuurde hij je zo van de deur. Zoals dat nichtje dat met haar verloofde op de motor 200 kilometer vanuit Twente kwam gereden. Ze wilde haar aanstaande komen voorstellen, maar diens kop stond mijn vader kennelijk niet aan. Ze konden die hele 200 kilometer weer terug. Het was maart 1956 en niet warm. Motorpakken waren nog niet uitgevonden. Het was nog een kwestie van dikke truien en oude kranten. Enfin.<br />
<br />
Mijn moeder echter had twee zussen en drie broers en die kwamen ook nooit. Daar zal zij zelf ook wel de hand in hebben gehad. En die broers en die zussen net zo goed. De broers hielden zich min of meer afzijdig, eentje emigreerde zelfs naar Zuid-Afrika. Maar die zussen. Goeiegod. Ruzie, gekonkel, achterklap. Toch hielden ze van elkaar, hoor. Maar ze waren kennelijk niet bij machte het te uiten. Aan het eind van haar leven zat mijn moeder moederziel alleen. Ruzie met iedereen. Ze leed daaronder. Die anderen hadden ook allemaal ruzie met elkaar. Maar niemand wilde de eerste zijn. En terecht, denk ik. Want dat had toch geen enkele zin. Voor je het wist werd je toch weer pootje gelicht. “In onze familie kun je niemand vertrouwen”, zei mijn moeder altijd. “Maar we hebben wel allemaal hetzelfde gevoel voor humor”, voegde ze er dan weer stralend aan toe. Ja, dat klopt. Ze konden samen altijd erg lachen om mensen met een handicap. Die deden ze dan na. <br />
<br />
De oom in Zuid-Afrika stierf het eerst. Na 2000 ging het hard. Als dissident familielid - en wie was dat niet - kreeg je geen kaartje, maar je hoorde toch wel wie er dood waren. En toen was alleen oom Fred nog over. Die vierde in september 2006 zijn 90e verjaardag en harkte daarvoor alle neven en nichten die hij te pakken kon krijgen bij mekaar. Zelfs Zuid-Afrika was van de partij. Niemand had eigenlijk zin gehad om te komen, hoorde ik. “Maar ik doe het voor oom Fred”, zeiden ze allemaal. “Want dat was zo’n toffe oom!”<br />
Dat kan ik beamen. Al stuurde mijn vader hem nog zo vaak van de deur. Aan die paar keer dat het hem wél lukte over de drempel te komen, bewaar ik leuke herinneringen. <br />
<br />
Ooms verjaardag werd een doorslaand succes en sindsdien zit iedereen druk te netwerken. Behalve dan die neef die me vorige week mailde. Die was er niet bij, niemand had toen zijn adres. Zijn moeder had al die jaren het contact afgehouden. Ik weet nu waarom. Zijn vader, de oudste broer van mijn moeder, had een handicap. En daar maakten enkele familieleden zich ontzettend vrolijk over. Dat was dat geweldige gevoel voor humor van ze. Waarvan ik hoop dat ze het meegenomen hebben in hun graf.<br />
<br />
Intussen staat het volgende familietreffen alweer op de agenda. En de onlangs opgedoken neef laat weten dat hij graag meedoet. Wist jij trouwens dat de sterfdag van jouw moeder en mijn vader voor beiden 20 april is, mailde hij me. Nee, dat wist ik niet. Ik ben al blij dat we geen ruzie hadden toen ze stierf. Want dat had zomaar gekund. Maar we gaan het nu goedmaken!Irmahttp://www.blogger.com/profile/05970133375425723969noreply@blogger.com0tag:blogger.com,1999:blog-6532145702312120083.post-82468136799225179472010-08-17T01:53:00.000-07:002010-08-17T02:29:36.288-07:00DierenegoïstJe kunt wel stellen dat ik iets héb met dieren. Ik eet ze bijvoorbeeld nooit op. En een paar maanden geleden sjouwde ik nog met een keukentrap door de stad om verkiezingsposters op te plakken van de Partij van de Dieren. Maar in wezen ben ik toch een gelegenheidsdierenvriend. Een dierenvriend op papier. Een salonactivist. <br />
<a name='more'></a>Ik teken alle petities tegen dierenleed die op mijn pad komen. En doneer af en toe een tientje ten bate van de proefdieren, de bontdieren, de biodieren en andere uitgebuite medeschepselen. Kortom: een dierenegoïst, iemand die het enkel doet voor zijn eigen plezier. Of om er een goed gevoel aan over te houden. En zo ben ik altijd gweest: een dierenegoïst. Vroeger, toen de kinderen nog klein waren, hadden mijn man en ik een hobbydierenboerderij. Dan heb ik het dus over ónze hobby. Niet die van die dieren. We hadden geiten, kippen, pony’s, poezen, honden, cavia’s en één varken. Tel ik even niet dat ene seizoen mee dat er vijftien vaarzen bij ons in de stal stonden, dat waren alleen maar pensiongasten. Een bevriende boer had ze daar neergezet, dezelfde die ons de big cadeau zou doen. <br />
<br />
Varkens zijn leuke, slimme beesten; ze worden alleen zo groot. Je kúnt ze gewoon niet als huisdier houden. Ik ken mensen die dat probleem oplossen door het varken, nadat het een jaar door het huis heeft mogen dartelen en uitgelaten werd aan een riempje, te slachten. Zie je het voor je? Je huisdier, jong en gezond ‘laten inslapen’ in het abbatoir? Ik vind dat pervers. Als je ziet hoe zulke mensen zitten te kroelen met hun zwijntje, van toedeloe en tadela, en als je dan bedenkt dat die zelfde mensen over een jaar aan de homegrown karbonade zitten… ja, markies de Sade is er echt niks bij! Maar goed, ik dwaal af. <br />
<br />
Wij zetten onze big gewoon op stal en probeerden aan haar goed te maken wat onze soortgenoten aan de hare misdeden. Een illusie, maar goed, ze is wel twaalf jaar geworden en overleed toen aan een hartstilstand. Scrollen wij nu even door naar het jaar 2006. De hobbyboerderij is allang verleden tijd. We we zijn gescheiden, de dieren zijn een natuurlijke dood gestorven of weggegeven, de boerderij is verkocht, de kinderen zijn uitgevlogen en ik woon alweer jaren op een flat. Geen beest te bekennen. Zelfs geen insecten. Alleen af en toe een oppashond. Ik heb een relatie met een man die helemaal niet van dieren houdt. “Alleen op mijn bord”, zegt Jan stoer. Zijn hobby is koken. Hij is een culi-freak. Voor iedereen lekker eten maken, dát is zijn opdracht in het leven. Aan mij, met mijn ‘vreugdeloze, vleesloze dieet’ is weinig eer te behalen. Niettemin besluiten we toch te gaan samenwonen en we kopen een honderdvijftig jaar oud boerenhuis met stallen. Wat een ruimte! Leuk ook voor de oppashond! “Als jij hem dan maar uitlaat”, zegt Jan. Dat doe ik ook. Elke dag twee uur. Lekker los in het bos. Maar het beest wil ’s avonds laat nog een keer. Dat is hij zo gewend. En dan die ogen… <br />
<br />
Dus zo is het begonnen, tussen Jan en de hond. Oké, dat is nog tot daar aantoe. Dat beest logeert hier alleen maar. En zo’n rondje over de dijk, dat vindt Jan zelf ook leuk. Maar verder geen beesten. We hebben onze handen al vol aan al die spinnen en muizen. Alhoewel… muizen? Daarvoor is maar één remedie. Dat vindt Jan ook. Sinds die tijd hebben we dus niet alleen een leenhond, maar ook een blijfpoes. En als ze dan zo bij ons kruipen, voor de open haard, zegt Jan: “Wie had dat ooit gedacht! Ik en huisdieren!” Dan kijken we mekaar glunderend aan. “Zal ik dan nog maar een visje ontdooien voor de poes?” zegt Jan. Hij is en blijft een culi-freak. Dus dierenegoïsme of niet, die beesten varen er wel bij.Irmahttp://www.blogger.com/profile/05970133375425723969noreply@blogger.com0