Irma

Irma
Druk op mijn foto om naar mijn website te gaan.

donderdag 19 augustus 2010

Angst

Angst dient ervoor om je voorzichtig te maken. Als je de geur van brand opsnuift ga je rennen. Als het begint te bliksemen ga je schuilen. Zonder de angst van onze voorouders zaten we hier nu niet. Maar wij hebben denk ik met meer angsten te kampen dan zij. Wij zijn vooral heel erg bang geworden voor elkáár.



Veel mensen durven helemaal niet meer open te doen als er ’s avonds iemand aanbelt. Laat staan dat ze zelf de straat opgaan. Gelukkig heb ik daar niet zoveel last van. Ik neem zelfs graag een lifter mee, maar helaas…tegenwoordig durft haast niemand meer te liften.

Tot voor kort dacht ik zelfs dat ik vrijwel nergens meer bang voor was. Zelfs niet meer voor spinnen. Sinds ik in een romantisch huis woon dat overdekt is met klimop, heb ik min of meer met ze leren leven. Hooiwagens, kruisspinnen, het is hier dagelijkse kost. Elke ochtend doe ik de ronde en noteer waar ze hangen. Zodat mijn man ze weg kan halen. Maar zelfs als hij een weekje van huis is, zoals nu, zelfs dán durf ik hier nog wel in de kamer te zitten. Op mijn hoede, dat wel, maar toch.

Bovendien heb ik afleiding: muizen.Gister was er weer eentje die piepend door de kamer rende met onze kat erachteraan - en ik ben dan zo, ik kan dat niet aanzien. Dus ik weer achter die kat aan, met een bezem. Om die muis de kans te geven zich in veiligheid te brengen.

Maar opeens ga ik vol in de remmen. Daar in de hoek, op de muur, zit niet zomaar een spin, maar een enorme harige joekel, met een doorsnee van vijf centimeter.

Ik wist natuurlijk dat deze dag ooit zou komen, in een huis als dit. Maar dat het net nu moet zijn, nu ik helemaal alleen ben. En het al bijna middernacht is. Naar bed gaan is nu uitgesloten. Ik mag hem niet uit het oog verliezen. Wie weet waar hij dan heenrent. Ze kunnen ook nog eens hard lopen, die krengen. Heel wat anders dan dat slaapdronken gewaggel van zo’n hooiwagen.

Zonder mijn blik af te wenden, sluip ik naar de telefoon. Al durf ik eigenlijk niemand te bellen. Ze zien me aankomen, zeg. Maar dan toch. Mijn vriendin Linda. Die woont niet zo heel ver weg, wie weet is ze nog op en nou ja…

“Ik kom eraan”, zegt Linda eenvoudig. “Heb je een stuk karton en een schaaltje of een vaas, liefst van glas?” Ik weet wat ze bedoelt. Haastig scharrel ik het bij elkaar. Doe de achterdeur van het slot. Ga dan weer op wacht zitten. Na iets van twintig eindeloze minuten hoor ik een auto de oprit op komen. De achterdeur gaat open. “Niemand de deur uit! Hier is het traumateam!” klinkt Linda’s stem vrolijk. Even later stapt ze de kamer in. “Nou, waar is-ie?”

Op dat moment flitst er iets luid piepend langs haar heen. Ze maakt een luchtsprong en staat in een oogwenk bovenop een stoel. “Onéé hè, onéé hè, onéé hè, onéé! Dat is toch geen muis! Zeg dat het niet zo is! Als ik érgens bang voor ben…!”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten