Irma

Irma
Druk op mijn foto om naar mijn website te gaan.

dinsdag 17 augustus 2010

Dierenegoïst

Je kunt wel stellen dat ik iets héb met dieren. Ik eet ze bijvoorbeeld nooit op. En een paar maanden geleden sjouwde ik nog met een keukentrap door de stad om verkiezingsposters op te plakken van de Partij van de Dieren. Maar in wezen ben ik toch een gelegenheidsdierenvriend. Een dierenvriend op papier. Een salonactivist.
Ik teken alle petities tegen dierenleed die op mijn pad komen. En doneer af en toe een tientje ten bate van de proefdieren, de bontdieren, de biodieren en andere uitgebuite medeschepselen. Kortom: een dierenegoïst, iemand die het enkel doet voor zijn eigen plezier. Of om er een goed gevoel aan over te houden. En zo ben ik altijd gweest: een dierenegoïst. Vroeger, toen de kinderen nog klein waren, hadden mijn man en ik een hobbydierenboerderij. Dan heb ik het dus over ónze hobby. Niet die van die dieren. We hadden geiten, kippen, pony’s, poezen, honden, cavia’s en één varken. Tel ik even niet dat ene seizoen mee dat er vijftien vaarzen bij ons in de stal stonden, dat waren alleen maar pensiongasten. Een bevriende boer had ze daar neergezet, dezelfde die ons de big cadeau zou doen.

Varkens zijn leuke, slimme beesten; ze worden alleen zo groot. Je kúnt ze gewoon niet als huisdier houden. Ik ken mensen die dat probleem oplossen door het varken, nadat het een jaar door het huis heeft mogen dartelen en uitgelaten werd aan een riempje, te slachten. Zie je het voor je? Je huisdier, jong en gezond ‘laten inslapen’ in het abbatoir? Ik vind dat pervers. Als je ziet hoe zulke mensen zitten te kroelen met hun zwijntje, van toedeloe en tadela, en als je dan bedenkt dat die zelfde mensen over een jaar aan de homegrown karbonade zitten… ja, markies de Sade is er echt niks bij! Maar goed, ik dwaal af.

Wij zetten onze big gewoon op stal en probeerden aan haar goed te maken wat onze soortgenoten aan de hare misdeden. Een illusie, maar goed, ze is wel twaalf jaar geworden en overleed toen aan een hartstilstand. Scrollen wij nu even door naar het jaar 2006. De hobbyboerderij is allang verleden tijd. We we zijn gescheiden, de dieren zijn een natuurlijke dood gestorven of weggegeven, de boerderij is verkocht, de kinderen zijn uitgevlogen en ik woon alweer jaren op een flat. Geen beest te bekennen. Zelfs geen insecten. Alleen af en toe een oppashond. Ik heb een relatie met een man die helemaal niet van dieren houdt. “Alleen op mijn bord”, zegt Jan stoer. Zijn hobby is koken. Hij is een culi-freak. Voor iedereen lekker eten maken, dát is zijn opdracht in het leven. Aan mij, met mijn ‘vreugdeloze, vleesloze dieet’ is weinig eer te behalen. Niettemin besluiten we toch te gaan samenwonen en we kopen een honderdvijftig jaar oud boerenhuis met stallen. Wat een ruimte! Leuk ook voor de oppashond! “Als jij hem dan maar uitlaat”, zegt Jan. Dat doe ik ook. Elke dag twee uur. Lekker los in het bos. Maar het beest wil ’s avonds laat nog een keer. Dat is hij zo gewend. En dan die ogen…

Dus zo is het begonnen, tussen Jan en de hond. Oké, dat is nog tot daar aantoe. Dat beest logeert hier alleen maar. En zo’n rondje over de dijk, dat vindt Jan zelf ook leuk. Maar verder geen beesten. We hebben onze handen al vol aan al die spinnen en muizen. Alhoewel… muizen? Daarvoor is maar één remedie. Dat vindt Jan ook. Sinds die tijd hebben we dus niet alleen een leenhond, maar ook een blijfpoes. En als ze dan zo bij ons kruipen, voor de open haard, zegt Jan: “Wie had dat ooit gedacht! Ik en huisdieren!” Dan kijken we mekaar glunderend aan. “Zal ik dan nog maar een visje ontdooien voor de poes?” zegt Jan. Hij is en blijft een culi-freak. Dus dierenegoïsme of niet, die beesten varen er wel bij.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten