Irma

Irma
Druk op mijn foto om naar mijn website te gaan.

dinsdag 17 augustus 2010

Familie

Vorige week kreeg ik opeens een mailtje van een neef die ik ooit één keertje heb gezien, vijftig jaar geleden. Of ik hem nog kende. Natuurlijk! Althans van naam. Ik ken de hele familie van naam. De levenden en de doden. Van vaders- en van moederskant.
Aangezien ik zelf al zestig ben, is de generatie van mijn ouders nagenoeg uitgestorven en hoor ik inmiddels, met mijn neven en nichten, tot de oude garde. De meesten van ons hebben kinderen en kleinkinderen, dus familieleden genoeg, zou je zeggen. Mis poes. Tot voor kort had ik met niemand contact. Noch met de familie van mijn vader, noch met die van mijn moeder. De meeste familieleden wilden met mijn vader helemaal niets meer te maken hebben.

Hij was te grillig. De ene keer was je welkom, de andere keer stuurde hij je zo van de deur. Zoals dat nichtje dat met haar verloofde op de motor 200 kilometer vanuit Twente kwam gereden. Ze wilde haar aanstaande komen voorstellen, maar diens kop stond mijn vader kennelijk niet aan. Ze konden die hele 200 kilometer weer terug. Het was maart 1956 en niet warm. Motorpakken waren nog niet uitgevonden. Het was nog een kwestie van dikke truien en oude kranten. Enfin.

Mijn moeder echter had twee zussen en drie broers en die kwamen ook nooit. Daar zal zij zelf ook wel de hand in hebben gehad. En die broers en die zussen net zo goed. De broers hielden zich min of meer afzijdig, eentje emigreerde zelfs naar Zuid-Afrika. Maar die zussen. Goeiegod. Ruzie, gekonkel, achterklap. Toch hielden ze van elkaar, hoor. Maar ze waren kennelijk niet bij machte het te uiten. Aan het eind van haar leven zat mijn moeder moederziel alleen. Ruzie met iedereen. Ze leed daaronder. Die anderen hadden ook allemaal ruzie met elkaar. Maar niemand wilde de eerste zijn. En terecht, denk ik. Want dat had toch geen enkele zin. Voor je het wist werd je toch weer pootje gelicht. “In onze familie kun je niemand vertrouwen”, zei mijn moeder altijd. “Maar we hebben wel allemaal hetzelfde gevoel voor humor”, voegde ze er dan weer stralend aan toe. Ja, dat klopt. Ze konden samen altijd erg lachen om mensen met een handicap. Die deden ze dan na.

De oom in Zuid-Afrika stierf het eerst. Na 2000 ging het hard. Als dissident familielid - en wie was dat niet - kreeg je geen kaartje, maar je hoorde toch wel wie er dood waren. En toen was alleen oom Fred nog over. Die vierde in september 2006 zijn 90e verjaardag en harkte daarvoor alle neven en nichten die hij te pakken kon krijgen bij mekaar. Zelfs Zuid-Afrika was van de partij. Niemand had eigenlijk zin gehad om te komen, hoorde ik. “Maar ik doe het voor oom Fred”, zeiden ze allemaal. “Want dat was zo’n toffe oom!”
Dat kan ik beamen. Al stuurde mijn vader hem nog zo vaak van de deur. Aan die paar keer dat het hem wél lukte over de drempel te komen, bewaar ik leuke herinneringen.

Ooms verjaardag werd een doorslaand succes en sindsdien zit iedereen druk te netwerken. Behalve dan die neef die me vorige week mailde. Die was er niet bij, niemand had toen zijn adres. Zijn moeder had al die jaren het contact afgehouden. Ik weet nu waarom. Zijn vader, de oudste broer van mijn moeder, had een handicap. En daar maakten enkele familieleden zich ontzettend vrolijk over. Dat was dat geweldige gevoel voor humor van ze. Waarvan ik hoop dat ze het meegenomen hebben in hun graf.

Intussen staat het volgende familietreffen alweer op de agenda. En de onlangs opgedoken neef laat weten dat hij graag meedoet. Wist jij trouwens dat de sterfdag van jouw moeder en mijn vader voor beiden 20 april is, mailde hij me. Nee, dat wist ik niet. Ik ben al blij dat we geen ruzie hadden toen ze stierf. Want dat had zomaar gekund. Maar we gaan het nu goedmaken!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten